“Ik vind het wel bedenkelijk dat ik de oudste vrijwilliger ben. Ik was ’t liever niet geweest” aldus de 91-jarige Bob Bakkenes. Toch denkt hij nog helemaal niet aan stoppen: “Je weet het natuurlijk nooit. Het kan zomaar gebeurd zijn. Maar ik pluk de dag, heb er zin in, ga er veel op uit en ik hoop dit vrijwilligerswerk nog lang te doen”.
Goed inleven
Zo’n 5 jaar is Bob vrijwillige schrijver van het Levensboek bij SWOA. “Het is zo leuk om te doen, echt enig. Je komt bij allerlei types thuis. Mooi om het levensverhaal op papier te zetten als mensen het zelf niet kunnen. Ik kom alleen bij generatiegenoten, dat schept meteen een band. En handig omdat ik mij goed kan inleven in de situaties van vroeger. Ik vind het mooi om te verbeelden hoe het geweest moet zijn”. Inmiddels heeft Bob zo’n 6 verhalen geschreven. “Het is altijd een feestelijk moment als ik het kant-en-klare boek kom brengen. Soms zelfs emotioneel. Prachtig” aldus Bob. “Het is echt een enorm mooi geschenk voor de verteller en het nageslacht”.
Ouwe-jongens-krentenbrood
Het hele traject voor het Levensboek is zo’n 6 à 7 maanden. “We hebben altijd een kennismakingsgesprek. Kijken of het klikt. Dat is belangrijk want daarna kom ik een tijdlang wekelijks een uur bij de verteller op bezoek. Op een gegeven moment is het echt ‘ouwe-jongens-krentenbrood’” lacht Bob. “Ik spreek altijd alleen met de verteller. Zo schep je een vertrouwelijke sfeer en anders gaan anderen zich ermee bemoeien. Dat moet je niet hebben. Dat ik heel nieuwsgierig van aard ben, helpt absoluut hierbij” lacht Bob. “Ik ben ook van het doorvragen en graven. Altijd even kijken of er meer te halen valt. Zo haal ik er toch dingen uit die zelfs de kinderen nog niet wisten. En dat is mooi” vertelt Bob.
Bijzondere plek
Bob zelf heeft een heel gevarieerd leven zoals hij zelf zegt. Als klein jongetje maakte hij de oorlog in Arnhem bewust mee: de Slag om Arnhem, de bombardementen in de buurt, het evacueren: “Met zo’n oorlog krijg je toch een hele gekke start, dat vormt je. Daarom besteed ik in mijn interviews altijd veel aandacht aan de jeugdjaren. Dat is belangrijk”.
Direct na de oorlog is Bob met 450 andere kinderen een aantal maanden naar Engeland gestuurd om aan te sterken. “Ik heb met die pleegouders in Land’s End tot hun overlijden contact gehouden. Regelmatig ben ik er terug geweest. Het blijft een hele bijzondere plek voor mij. Van het voorjaar ben ik er met mijn zoon en kleinzoon geweest”. In zijn woonkamer hangen verschillende schilderijen van Land’s End: mooie herinneringen geschilderd door Caroline Atkinson, de dochter van de groepsleider tijdens het verblijf in ’45/’46.
Eigen Levensboeken
Bob heeft zo’n 15 jaar geleden ook zijn eigen Levensboek geschreven. Het zijn er zelfs 2 geworden. “Ik ben gaan schrijven omdat ik niet wil dat mijn kinderen en kleinkinderen later denken ‘goh, wat deed die vent eigenlijk?’. Ze vonden het schitterend, echt geweldig”.